Wie een akkoord sluit om afstand te doen van alle lopende procedures kan daar naderhand niet zomaar op terugkomen, ook al betreft het een gerechtelijk vonnis met kracht van gewijsde. Op die regel stootte de VME van een appartementsgebouw in het Brusselse.
De feiten
Deze VME had te kampen met één mede-eigenaar die zich gewapenderhand verzette tegen diverse beslissingen. Het resultaat daarvan was dat er tegelijkertijd verschillende procedures lopende waren. Vooreerst ging het dan om gedingen die door de mede-eigenaar tegen het gebouw werden aangespannen om beslissingen als onrechtmatig te laten beoordelen. Daartegenover stonden vorderingen vanwege de VME omtrent achterstallige bedragen die krachtens de genomen beslissingen verschuldigd waren maar die de mede-eigenaar weigerde te betalen.
Finaal resulteerde één en ander in een veroordeling van de mede-eigenaar om bepaalde sommen te volstorten. De VME hoopte echter schijnbaar dat de storm globaal zou kunnen gaan liggen. Amper enkele maanden na de uitspraakdatum werd namelijk een akkoord bereikt, waarvan nadrukkelijk melding is gemaakt in de notulen van de eerstvolgende algemene vergadering. Dat akkoord hield in dat de mede-eigenaar en de VME afstand deden van alle lopende procedures.
Akkoord doet vrede niet terugkeren
In tegenstelling tot de verwachtingen deed dit akkoord de vrede niet terugkeren. Enkele jaren later spande de mede-eigenaar opnieuw verschillende procedures aan tegen de VME, waarop de syndicus als tegenzet besloot om uitvoering te proberen geven aan de gerechtelijke veroordeling. Meer bepaald werd er een gerechtsdeurwaarder ingeschakeld om een bevel tot betaling af te leveren. Dit mede met als argument dat door het verstrijken der jaren de beroepsmogelijkheden tegen het vonnis uitgeput waren, waardoor het vonnis definitief werd en kracht van gewijsde verkreeg.
Om zich daartegen te verzetten wendde de mede-eigenaar zich tot de rechtbank, in casu de beslagrechter in Brussel. Die zag zich verplicht om de mede-eigenaar in het gelijk te stellen. Want middels het (goed gedocumenteerde) akkoord was duidelijk dat beide partijen zich ertoe hadden verbonden om afstand te doen van de destijds lopende procedures.
VME kan geen achterstallige bedragen invorderen
Daartoe moet men ook, aldus de beslagrechter, een reeds uitgesproken maar nog niet uitgevoerd gerechtelijk vonnis rekenen. Via het akkoord had de VME zichzelf dus het recht ontnomen om op basis van het vonnis de achterstallige bedragen in te vorderen. Dat het vonnis kracht van gewijsde had, door het uitblijven van een hoger beroep, is daarbij niet relevant. Door het akkoord is er geen sprake meer van een uitvoerbare titel. De stelling van de VME dat gezag van gewijsde alleen ongedaan kan worden gemaakt door een rechterlijke tussenkomst is volgens de Brusselse beslagrechter niet correct.
De VME argumenteerde verder tevergeefs dat de mede-eigenaar zelf de bepalingen het akkoord reeds had geschonden. Dit door verschillende nieuwe procedures aan te spannen. De beslagrechter verwees echter naar de oorspronkelijke inhoud van het akkoord, waarin enkel werd gesproken over afstand van de lopende procedures. In tegenstelling tot wat de VME misschien dacht, zei het akkoord niets over nieuwe vorderingen. Van enige schending door de mede-eigenaar was dus geen sprake, aangezien het in de vorderingen over nieuwe elementen ging.
Conclusie
Conclusie: de VME lijkt zich hier te hebben laten ringeloren. Waarschijnlijk vanuit de beste intenties heeft men met het akkoord de mede-eigenaar net vrije baan gegeven. Dat is althans het resultaat van het feit dat volgens de Brusselse beslagrecht het akkoord ook de afstand van een definitief gewezen vonnis inhield.
(Bron: Kennisbank CIB – Beslagrechter Brussel DD. 07 05 2019)