Het verlenen van betalingsrespijt aan één mede-eigenaar kan bezwaarlijk door de rechter worden toegestaan, wanneer dit betalingsrespijt erin zou resulteren dat de andere mede-eigenaars daardoor bepaalde bedragen moeten voorfinancieren, wat dan op zijn beurt hun financiële engagementen verzwaart.
De vrederechter te Asse diende zich op 20 april 2016 uit te spreken in een zaak waarbij de Vereniging van Mede-Eigenaars van een appartementsgebouw gelegen in de streek de achterstallige bijdragen van één eigenaar in het reguliere werkingskapitaal via juridische weg wilde opvorderen. Daartoe was via dagvaarding een procedure aangespannen, over het onbetaald gebleven bedrag van meer dan 2.500€.
De aard en hoegrootheid van de achterstallen was ter zitting onbetwist. Wel stelde de mede-eigenaar ter zake een afbetalingsplan voor a rato van 100€ per maand. Aan dat tempo zou het echter meer dan twee jaar duren vooraleer alle achterstallen aangezuiverd zouden zijn.
De Vereniging van Mede-Eigenaars van haar kant verzette zich dan ook ten stelligste tegen dit voorstel van afbetalingsplan en formuleerde het tegenvoorstel van minstens 500€, zodat de terugbetalingstermijn maximaal 6 maanden zou bedragen.
Aan de vrederechter bijgevolg om de schuld ten eerste bij vonnis vast te leggen en na te gaan welk terugbetalingsritme verantwoord zou zijn. Met een verschil van 400€ tussen beide voorstellen stond het daarbij buiten kijf dat de keuze van de rechter verregaande financiële consequenties zou hebben.
In de finale beslissing hebben de belangen van alle overige mede-eigenaars de doorslag gegeven. De rechter was het immers eens met de redenering van de VME dat de andere mede-eigenaars bepaalde bedragen zouden moeten gaan voorfinancieren, indien het afbetalingsplan een te traag aanzuiveringsritme oplegde. Dit zeker omdat het gaat om de bijdragen voor het werkkapitaal, dat dient om de lopende onkosten van de gemeenschappelijke delen van het gebouw te bekostigen. Deze kosten hebben door de band genomen een dringend karakter.
Bijgevolg zou het financieel engagement van de andere mede-eigenaars moeten stijgen en zouden zij daar de negatieve gevolgen van ondervinden. Op basis daarvan meende de vrederechter te Asse dat het toekennen van betalingsrespijt niet mogelijk was en dat het verzoek daartoe moest worden afgewezen. In die zin werd zelfs geen enkel afbetalingsplan vooropgesteld maar werd de achterstallige mede-eigenaar eenvoudig veroordeeld tot betaling en verwezen in de kosten van het geding.
Bron: Kennisbank CIB